In het eerste deel van onze serie over de geschiedenis van onze club (opgericht in 1951) was sprake van “veteranen” die niet geraadpleegd werden bij de inrichting van de nieuwe Verheijhal. Als er iemand is die met recht „veterane“ en boven dat coryfee van Albatros genoemd mag worden dan is het wel Manna Hogenhout. In een lang gesprek met haar raakten wij er pas goed van doordrongen wat zij met haar enorme waaierd aan activiteiten heeft betekend voor de club en de nevobo.

Rond 1962 is zij als begin twintiger gaan volleyballen bij Albatros. Al snel kwam ze ook in het bestuur. Sindsdien is ze, hoewel ze kort daarna naar Weesp verhuisde, aan de club verbonden geweest, als speelster, bestuurslid, coach en trainer van de jeugd. Daarnaast was zij jarenlang als vrijwilligster actief voor de nevobo. Nog steeds reist ze van Weesp naar Amsterdam om zaaldiensten bij wedstrijden te verrichten. Ondanks ernstige gezondheidsproblemen.

Een andere „veterane“ waarmee we een gesprek hadden was Wietske Arts. Wietske speelde van 1960 tot 1967 bij Albatros en was ook wedstrijdsecretaris. Zij meende zich te herinneren dat Albatros ooit was opgericht vanuit de camping in Bakkum, waar veel Amsterdammers zaten en ook gevolleybald werd. Ook vertelde zij dat ze in die jaren aan inkomstenwerving voor Albatros deden door mee te doen aan het georganiseerd wedden op voetbalwedstrijden.

Manna’s en Wietske’s verhalen over de periode voordat de oude Verheijhal de thuishal van Albatros werd geven een zeer levendig beeld van het volleybal zoals het toen werd bedreven in Amsterdam en omgeving. Er werd getraind in een hele serie verschillende gymzalen, verspreid door de hele stad, zoals die van de technische school (nu Sygnus College) aan de Wibautstraat, waar de toenmalige voorzitter van Albatros (Hoeben) conciërge was. Zelfs werd gebruik gemaakt van een turnzaal waar nu de Krakeling, het kindertheater, is gevestigd.

Ook wat de competitie betreft was Albatros, omdat zij nog geen vaste hal had, geen Amsterdam-Oost club. Manna — zij zat bij Dames 1 dat in de Eerste Klasse speelde, later bij Dames 2 – heeft nog wedstrijden gespeeld in de Apollohal en op de houten vloer in de Oude Rai . Over die houten vloer vertelde Peter, ook voormalig Albatros-lid en zoon van andere Albatros-veteranen, Piet en Bep Fontijn, ons dat die op een gegeven moment zo versleten was dat de spijkers eruit staken.

Uit het gesprek met Manna kwam ook weer naar voren hoezeer het volleyballen wat betreft spelregels en spelwijze is veranderd sinds de jaren zestig. Dat de spelregels voortdurend werden omgegooid maken we ook nu nog mee. Verder hadden de spelers in die tijd — Manna was eerst aanvaller en vanaf 1973 setter —  geen vaste positie maar draaide je, behalve als spelverdeler, gewoon door.

Er werd in de periode dat Manna en Wietske speelden, meer dan later, meegedaan aan (buiten)toernooien, zoals elke juni op Texel en een paar keer in Assenede, België.

Over haar activiteiten voor de nevobo merkte Manna op dat toentertijd de bond helemaal op vrijwilligers draaide. Nu speelt geld een steeds grotere rol merkte ze met een licht verontwaardigde toon op tijdens ons gesprek.

We zullen in een ander deel nader ingaan op Manna’s 25-jarige inzet als trainer van onze jeugd.